maandag 11 juni 2007

Theorie

Assonantie is wanneer alleen de klinkers rijmen (raam-staan)
(We liepen door de duinen
Het was een uur of vier
We zagen de ochtend gloren
We waren verschrikkelijk hier)

Alliteratie is als twee dezelfde beginklank (lang-lomp)
(Er werd gen woord gesproken
De stilte was genoeg
We werden opnieuw geboren
We waren in korte broek)

Mannelijk rijm is als het eind van een regel rijmt (zoals stom, bom) Dit komt voor in onder andere het gedicht: Vader op zoon,
(M’n vader en ik en m’n vader
We wisten meer dan ooit
dat wij dezelfde waren
en die verandert nooit.)

Vrouwelijk rijm: het eind van woord heeft nog een ombeklemde klemtoon (blijken-lijken) Komt voor in het gedicht: Bij de dood van ome Cor,
(Ze zijn nu weer samende jongens van Deelder
Na Arie en Jaapkwam Corrie het laatst
Ze hebben op elkaar gewacht
Arie en Jaap en die samen
weer op Corrie
die de jongste was)

Rijmschema is het schema waarin de rijm is opgeschreven

Metafoor: beeldspraak waarbij twee dingen worden vergeleken

(Rotterdam is geen illusie
door de camera gewekt
Rotterdam is niet te filmen
Rotterdam is vééls te ècht)

Personificatie een object menselijke eigenschappen geven (de wind blaast)
(Waar zee was
heerst land
Water verdronken
in zand)

Metonymia beeldspraak waarbij je een deel vertelt maar het geheel bedoeld (dak boven het hoofd, in een huis wonen)

Hyperbool is een overdrijving van een gebeurtenis of object

Ironie is het zeggen van iets maar het tegenovergestelde doen

Geen opmerkingen: